Dag Kees,
Laten we even afsluiten over die sokpop van je. Ik denk dat allereerst iedereen het er wel over eens is: dichten kan ie niet. Dus aandacht voor de sokpop is aandacht voor een pseudo-dichter, een gefrustreerd mens.
Dan het spalletje over de identiteit. Eerlijk gezegd zou daar zo’n beetje elke pedanterik die je kunt verzinnen achter kunnen steken. Professor Pimco dus, wat doet het er toe welk kartonnen smoeltje daar uiteindelijk af weet pleisteren?
Ten derde lijkt me de rol van de sokpop overduidelijk: benadrukken dat de huidige consensus de juiste is. Elke keer weer hameren op dezelfde namen: Duinker, Rijneveld, Deleu.
Terwijl juist dat rijtje heel problematisch is, Kees.
Misschien ben je Kees niet, maar Hans, of Jossie, of Gerrit. Mensen zonder eigen stijl, en dus inwisselbaar.
Ik denk niet dat het iemand iets kan schelen. Maar het is wel nuttig mensen eens op deze truc te wijzen, de truc die het zittende echec al eeuwen met de mensheid speelt.
Want Here Jezus, ja, dat is ook gewoon zo’n sokpop.
Een sokpop die precies uitkraamt wat de zittende macht aan de gedrogeerde schaapjes kwijt wil.
Kortom, schrijf je middelmatige romannetje maar, waarna het keesje, het josje of het hansje met allemaal dezelfde wormstekige appeltjesbrille uit hetzelfde gure commodekastje komen.
Zoals ik in mijn nieuwe dichtbundel signaleer: een publiek is er voor je poppenkast niet langer.
Ik was zo’n beetje de laatste. Veel plezier met je hand, Kees. En nee, dat zijn geen stigmata. Dat zijn geen fatsoenlijke spijkers maar lullige nietjes. En hoe nietig jullie dienaren van de sokpop door alle eeuwen ook zijn geweest: jullie bestaan was al zo postit dat we langzaamaan van postitmodernisme moeten spreken.
Doe de groetjes aan je ‘God’ in de maalstroom aan het einde.
Met vriendelijke groet,
Martinus