Reve, Hermans, Mulisch

Op bezoek bij mijn dochter, Mavi. Ze is nog net 13 en houdt erg van Japanse anime, dat is een van haar grote passies. Ze tekent zelf ook en dus heb ik haar een ipad gekocht met zo’n tekenpen, want hoewel Veer haar ook leert met de hand te tekenen moet ze om vooruit te kunnen wel iets goeds in handen hebben. Op de vraag of ze later beroemd wil worden zegt ze ‘Nee, want als je beroemd bent ben je niet langer een vrij mens’. En ik dacht, wow, wat een leeftijd om zo’n waarheid al door te hebben.

Gister keek ik omdat ik het laatst over Reve had weer eens wat uitzendingen over ‘De Grote Drie’, een soort verkramping waar ze na de oorlog last van hadden. Zelf heb ik op twaalfjarige leeftijd met de ‘volwassen versie’ van de Nederlandse literatuur kennis gemaakt doordat ik uit de bibliotheek twee boeken meenam, een was ‘De God Denkbaar’ van Hermans en de ander een science fiction-achtig boek van Sybren Polet. Als twaalfjarige criticus vond ik dat boek van Hermans echt helemaal niks. Ik kan me nog herinneren hoe schokkend slecht ik de kwaliteit van dat boek vond, ik was er al snel klaar mee. Dat boek van Polet vond ik vooral RAAR.

Van de ‘grote drie’ kan mij eigenlijk alleen Reve wel bekoren. Maar ligt dat echt aan zijn boeken of aan zijn persoonlijkheid? De laatste keer dat ik wat Reve boeken poogde lezen heb ik ze al vrij snel verveeld weggelegd, al dat ranzig gedoe met jongetjes, maar dan kijk je weer eens wat televisie-opnames, en dan denk je toch, wat een schitterend figuur was die Reve toch eigenlijk. En wat een buitengewoon goed ontwikkeld evaluatie-circuit verknoopt met het verhalende ego, zodat je eigenlijk iemand hebt die constant literair fabriceert, en dat zo goed doet dat hij echt klinkt als een bijna sinterklaas-achtige entiteit waarin je wilt geloven en die je als autoriteit wilt zien. En hij kon ook wel degelijk fabelachtig goed schrijven soms, dus ja je mag me best een Reve fan noemen. Maar toch ben ik het ook met zijn leraar eens. Kijk eens hier, dit is denk ik een van de meest frappante en pijnlijke stukken televisie ooit in Nederland opgenomen:

Een door hem in zijn boeken opgehemelde leraar komt op bezoek en begint Reve snoeihard te bekritiseren. Een waarlijk schitterend fragment, want het is zo door en door tragisch: het beeld van de leraar was te romantisch, de leraar heeft bovendien ook nog eens gelijk – hoe moet je het zeggen? Reve zou een veel groter schrijver zijn geworden als hij niet in de Nederlandse cultuur was opgegroeid. Dat heeft die leraar goed gezien.

Daarna keek ik een interview met Hermans die het groot-theatrale van Reve mist en meer op een soort hongerwinter versie van Komrij lijkt. Stevig tegengewerkt door de grachtengordel en enkele belangrijke hoogleraren, het klinkt me bekend in de oren maar het is niet genoeg om mijn adoratie te wekken. Ik zal denk ik nooit een Hermansfan worden, ik las later nog wat andere boeken van hem en zelfs zijn meest geprezen ‘meesterwerk’ vond ik tamelijk kinderachtig, zie daarvoor Waarover de Piranha droomt in de limonadesloot

Bij Mulisch bekruipt me het gevoel al dat ik eigenlijk geen zin heb daar wat van te vinden, wat Reve zelf ook opsomt als ‘Een groot schrijver, maar ik hoef het gelukkig niet te lezen’. Bij de moderne lichting schrijvers is dat het dominerende gevoel.

Het verwijt wat Hermans ergens in de programma’s die ik keek naar zijn hoofd kreeg – ‘Hermans wil geen groot schrijver zijn, Hermans wil de enige schrijver zijn’ – dat verwijt kreeg ik ook al ooit voor mijn kiezen. Maar het is natuurlijk gebadineerde flauwekul – ik ken maar een handjevol dichters die me weten bekoren in de Nederlandse geschiedenis, en dat is omdat er maar een handjevol grote dichters waren en grote dichters zijn helaas het enige dat mij interesseert, en dat is volkomen terecht. Wie een groot dichter wenst worden moet vooral enkel grote werken tot zich nemen.

Wanneer de vraag of iemand een groot dichter is niet meer gesteld mag worden – dan zit je pas echt in een totalitair klimaat. En als zich duizend randfiguren een groot dichter wanen en je geeft te kennen dat je dat toch anders ziet betekent dat niet dat je zelf de enige zou willen zijn. Integendeel zelfs, het is eerder juist vanwege al dat gekakel zo eenzaam, zoals je je juist op drukke feestjes moedeloos eenzaam kunt voelen, wanneer je met de mensen geen verbinding kunt maken. Nee, nee, ik zou zo graag willen dat ze alle duizend grote dichters waren, dat ik me hier intellectueel kon laven aan de meest buitenissige persoonlijkheden.

Maar het gros hier heeft de persoonlijkheid van een natte krant. Dat is een onplezierige waarheid als het je te doen is om de grote kunstenaar uit te hangen. Als je die waarheid ziet wordt dat enige pleziertje dat eigenlijk aan het hele schrijverschap kleeft al vooraf gesaboteerd. En dan zit je met de gebakken peren, en krijg je ook nog eens naar je hoofd dat je iedereen zou willen ausradieren. Och, och, wat een onbetamelijke wereld.

Martijn Benders has published twenty-six books, eighteen of which are in Dutch. He has been named one of the greatest talents of his time by critics like Komrij and Gerbrandy. He has also written three philosophical works, one of which is in English about the Amanita Muscaria, the Fly Agaric. Publishing on the international stage of The Philosophical Salon, he has also gained international recognition as one of the most remarkable thinkers from the Netherlands.