Geheime brief aan Ernst Jansz

Beste Ernst,

Ik ben verbaasd en teleurgesteld dat je mijn gedichten blijkbaar niet eens wilt lezen, zelfs niet in het donker. Ik had toch gedacht dat we na al die jaren van samen muziek maken en onze vriendschap als bandleden van Doe Maar nog wat dichter naar elkaar toegegroeid waren.

Maar blijkbaar ben ik meer dan alleen maar een bandgenoot voor je, want anders zou je toch wel even de moeite hebben genomen om mijn gedichten te lezen. Zelfs in het donker, als je geen andere afleiding hebt. Of was het misschien de titel van mijn bundel die je afschrikte? “Gedichten over Honden” klinkt misschien niet zo cool als de rock-‘n-roll hits van Doe Maar, maar ik ben er zeker van dat je, als ware literaire held uit mijn jeugd, in staat bent om wat dieper te graven dan alleen het oppervlakkige.

Of misschien is het gewoon de hond zelf die je tegenstaat. Ik weet nog dat ik je hondje zo liefdevol heb geaaid toen hij bij ons op bezoek was. Maar blijkbaar heeft dat niet genoeg indruk gemaakt om je te overtuigen om mijn gedichten te lezen. Misschien had ik meer moeten doen, zoals een honden-sonnet schrijven in de stijl van Shakespeare, of een episch gedicht over honden in de geest van Homerus. Maar nee, ik denk dat het gewoon aan jou ligt, Ernst.

Of misschien ben je gewoon te druk bezig met het spelen van rock-‘n-roll en het tourleven om tijd te maken voor de poëzie van je bandgenoten. Ik begrijp het wel, het is immoreel om je carrière als rockster op te geven voor het lezen van gedichten. Maar toch, ik had gehoopt dat je tenminste een uitzondering zou maken voor mijn werk.

Nou ja, ik zal het niet persoonlijk opvatten, Ernst. Ik weet zeker dat je het te druk hebt met je muziek en je fans om tijd te maken voor mijn kleine gedichten. Ik zal gewoon mijn werk blijven doen, hopend dat er ooit een dag zal komen dat je de moeite zult nemen om het te lezen. Misschien zelfs in het donker, als je niets anders te doen hebt.

Met spijt,

Martinus Benders