Gisteravond toch (gelukkig maar) een inhoudelijke reactie op mijn kritiek op het VWO examen van de examencommissie zelf. Ze schreven me:
Deze inhoudelijke reactie op uw bezwaren bij examenvragen 18 en 19 en het bijbehorende correctievoorschrift heeft wat langer op zich laten wachten. Wanneer het gaat om reacties op publieke commentaren, stelt het College voor Toetsen en Examens zich uiterst terughoudend op en we hebben dan ook lang getwijfeld of we wel een inhoudelijke reactie moesten geven. We hebben daar bij uitzondering toch toe besloten. Wij hebben er waardering voor dat u de gedachtewisseling met ons wilt focussen op de inhoud van het examen.
Ik waardeer op mijn beurt de inhoudelijke reactie van de commissie. Deze is echter op de meeste punten abuis en moet worden gerekend tot het rijk van de drogredenaties. Ik zal verhelderen waarom.
U begint uw stuk met wat wij in de filosofie een antropomorfistische denkfout noemen. U projecteert op mijn reactie-object levendige kenmerken: waar de hoogleraren precies wisten hoe meisjes zich in boeken dienen te gedragen, weet u precies hoe mijn reactie op een online artikel zich zou moeten gedragen. De logica is daarbij: als het onder een artikel staat, apart van de reactie op Dera, dan zal het wel een reactie moeten zijn op het artikel zelf.
Dat noem je in de filosofie een post hoc ergo propter hoc; Latijn voor een causale denkfout. Uw stuk is een combinatie van een causale denkfout (post hoc ergo propter hoc) en mogelijk antropomorfisme als er menselijke eigenschappen aan het systeem worden toegeschreven.
In werkelijkheid bedenk ik vaak, nadat ik al een postje heb geschreven, allerlei extra argumenten in mijn hoofd: het tweede stukje is geen reactie op de reactie van Dera, maar een extensie op mijn eigen reactie. Aangezien je niet op jezelf kunt of mag reageren, belandt zo’n reactie dan vaak als een aparte reactie op het WordPress-scherm, wat je als gebruiker niet kunt corrigeren zoals je dat op sociale media wel kunt doen.
U beroept zich op een meervoud in mijn antwoord om te onderbouwen dat het daarom wel een reactie op de twee hoogleraren moet zijn, maar dit meervoud is een verwijzing naar de ‘zij’ uit het begin van de eerste reactie. Dat was ten dele al een reactie op de twee hoogleraren. Ik schreef:
”Maar zij verwarren daarbij intentie en effect. Je kunt wel iets willen, maar lukt het ook?’
Kan ik hierbij aantekenen dat ik het een briljante zet vind precies hiervan de kern te maken van de neerlandistiek: bepalen of een auteur er eigenlijk wel in slaagt om zijn intenties over te brengen bij de lezer, en ik zou het prijsjesbeleid dan afstemmen op de auteurs die daarin het
best weten slagen, want dat moeten wel de goede auteurs zijn.
De bovenste regel is precies het deel van de tekst waarop ik reageerde, ik heb het dus zelfs letterlijk geciteerd. Het gaat over het verwarren van intentie en effect. Het is afkomstig uit het artikel van Dera. Zoals de hoogleraren precies kunnen duiden hoe meisjes zich in boeken dienen ‘gedragen’ weten zij klaarblijkelijk ook precies te duiden wat een auteur met zijn teksten bedoelt, net zoals u zo precies kunt duiden dat de plaats van een reactieveld op een online artikel betekenis verleent aan de reactie.
De meervoudsvorm verwijst gewoon naar ‘de neerlandistiek’ uit mijn eerdere reactie. Ik beschrijf daar hoe deze taal-wichelroedelopers die zo uitblinken in het ‘duiden van schrijvers’ voor de schrijvers die het beste hun intenties weten over te brengen, beloningen uitloven middels het prijzencircus. Goed gedaan, jongen! Een schouderklopje, een lintje, een oorkonde. In hun verheven wijsheid zetten zij schrijvers op een voetstuk, alsof het een heilig ritueel betreft waarbij de ware intentie van het geschreven woord door hun goddelijke intuïtie wordt onthuld.
Toch vraag ik me af: als zij zo goed weten wat een auteur bedoelt, waarom schrijven zij dan zelf niet die briljante werken? Nee, zij staan liever aan de zijlijn, toekijkend en oordelend, de wichelroedelopers van de literatuur. Hun zelfbenoemde taak als hoeders van de literaire moraal is zo grotesk dat het bijna aandoenlijk wordt. Misschien moeten we deze grootmeesters van de duiding zelf eens onderwerpen aan hun eigen criteria: kunnen zij hun intenties werkelijk overbrengen? Of zijn zij slechts schimmen die zich verschuilen achter een façade van intellectuele hoogmoed?
En zo komt de Cito leiding met haar argumenten, gehuld in een mantel van ogenschijnlijke logica en objectiviteit, maar doordrongen van dezelfde misplaatste arrogantie die ik zojuist beschreef. Hun redenering is als een huis gebouwd op drijfzand, een monument van verwarde denkbeelden en misleidende eenvoud. Laten we het maar eens grondig ontleden, zoals een chirurg een tumor verwijdert uit een verder gezond lichaam:
De duidelijkste verwijzing
Nadat we dus hebben vastgesteld dat de reactie van deze auteur, die u al antropomorfiserend zelf beter meende te kunnen duiden dan de auteur zelf – nadat we hebben vastgesteld dat deze reactie überhaupt niet op het stuk van de twee hoogleraren sloeg, komt u met een soort redenering op de proppen waarom de duidelijkheid, waar u zich in het examen op beroept – waarom er zich wel degelijk een duidelijke winnaar onder de vier fragmenten bevindt, ik citeer:
Het duidelijkst
Zoals u zelf al aangeeft, is tekstinterpretatie geen harde wetenschap. Natuurlijk zijn woordkeuze en zinsbouw in de teksten uiterst bepalend voor de interpretatieruimte, maar leerlingen moeten ook tussen de regels door kunnen lezen, verbanden kunnen leggen, inferenties kunnen maken en de kerngedachte van een alinea bepalen, en dergelijke. Voor het examen Nederlands heeft dit tot gevolg dat niet altijd van elk antwoord beredeneerd kan worden dat het 100% fout is. Juist sterke afleiders bevatten ook een deel dat aannemelijk klinkt in het licht van de gelezen tekst. Wel is er altijd een antwoord dat beduidend beter is dan de genoemde alternatieven. Leerlingen zijn dan ook gewend dat ze moeten aangeven welk antwoord iets “het duidelijkst” aangeeft, “het best” typeert, “het meest” rechtdoet, of met welke bewering iets “vooral” in tegenspraak is. Vraag 18 vormt hierop geen uitzondering.
Dat er altijd een antwoord is dat beduidend beter is dan andere antwoorden, vind ik een aanname van jawelste. Waarom is het nodig met dit soort nogal religieus aandoende constructies te smijten? Het lijkt verdacht veel op een dogmatische overtuiging die niet getoetst is aan de realiteit van het literaire en interpretatieve proces. De gedachte dat er één antwoord altijd “het duidelijkst” is, riekt naar een absolute waarheid, een zekerheid die in de wereld van literatuur nauwelijks ooit te vinden is. Dit soort beweringen zijn een schijnheilig gebrek aan testament aan de complexiteit van taal en betekenis.
Het is een misvatting te denken dat literatuur zich zo eenvoudig laat reduceren tot een spelletje multiple choice. Literatuur is geen wiskundige formule waar een enkele uitkomst het juiste antwoord is. Literatuur leeft en ademt, is veelzijdig en gelaagd, en biedt vaak meerdere interpretaties die even geldig kunnen zijn. De leerlingen zouden juist moeten leren dat deze ambiguïteit en meerduidigheid het hart vormen van literaire werken. Maar nee, volgens de Cito-leiding moeten we deze rijkdom inperken tot een enkel “beduidend beter” antwoord. Wat een reductie, wat een verarming!
Waarom moeten alfawetenschappen altijd net doen alsof zij een harde betawetenschap zijn? Want dat zijn ze helemaal niet. Er is hier helemaal geen ‘metertje’ waarmee je kunt meten en dat het ‘duidelijkst’ op nummertje 4 eindigde.
Met de havo- en vwo-examens Nederlands toetsen we onder andere of leerlingen overeenkomsten en verschillen tussen informatie uit verschillende bronnen kunnen achterhalen. Volgens u zijn alle uit tekst 1 genoemde alinea’s even duidelijk op uw tekst te betrekken, en dan met name op het element van “het bespreken van boeken vanuit maatschappelijk-wenselijk oogmerk” (r. 5, tekstfragment 4). Inderdaad kunnen leerlingen bij zowel alinea 8, 9, 10 als 11 een link kunnen leggen tussen wat daarin besproken wordt en de maatschappij, zoals u betoogt. Echter, vanuit de tekst zelf is die link niet noodzakelijk of vanzelfsprekend:
Hier gaat u werkelijk erg de fout in: u beweert dat ‘de tekst zelf’ iets anders zou dicteren dan ik in mijn onderbouwing beschreef. Maar deze ‘de tekst zelf’, deze abstractie reductie, daarachter verschuilt u, de lezer, zich, die op betweterig wijze het beter weet dan de auteur en waarom? Omdat er in ‘antwoord D’ steekwoorden te vinden waren die ook naar iets maatschappelijks verwezen, en dus moet mijn reactie wel over dit stukje gaan.
alinea 8 en 9 geven vooral voorbeelden van stereotypen in boeken die in tekst 1 als ‘pulp’ worden beschouwd, en in alinea 10 staan vooral de gevolgen centraal van het lezen van deze boeken op de literaire competentie van de jonge lezers. Alleen in alinea 11 wordt dit verband expliciet gelegd: het maatschappelijk belang van het lezen van literatuur wordt expliciet benadrukt (“aan de wereld” – r. 136-137; “maatschappelijke verhoudingen” – r. 138-139), waarbij ook een verband met het onderwijs wordt gelegd (“promotie van echte jeugdliteratuur in de klas”, r. 134-135). Het antwoord op de vraag op welke alinea van tekst 1 uw tekstfragment het duidelijkst een tegenreactie is te beschouwen, is daarmee dus alinea 11 (antwoord D).
Oeps. U verschaft nu zelf de redenatie waarom alinea 11 precies de minst duidelijke bron van mijn reactie is. Waar in alinea 8, 9 en 10 er overduidelijk sprake is van het bespreken van literatuur onder de context van maatschappelijke wenselijkheid, is die literatuur in alinea 11 afwezig in directe vorm: er wordt daar enkel een soort promotiepraatje ten beste gegeven voor het belang van het lezen van literatuur, maar dat praatje hoort nu juist wél thuis in de Neerlandistiek volgens mijn geposte reactie, en juist niet bij maatschappijleer. Ik schreef immers:
“Boeken bespreken vanuit maatschappelijk-wenselijk oogmerk doe je bij maatschappijleer. Bij Neerlandistiek gaat het om literaire onderwerpen.”
In alinea 8, 9 en 10 worden boeken besproken vanuit een maatschappelijk-wenselijk denkkader. In alinea 11 wordt een promotiepraatje voor beter lezen gepresenteerd dat niets met boeken bespreken te maken heeft, en dus juist het minst duidelijk bij mijn tekst past.
Het correcte antwoord is dus volgens de schrijver van de reactie Alinea 8, 9 en 10.
In uw ijver om de leesvaardigheid van leerlingen te meten, verliest u uit het oog wat lezen werkelijk betekent. Het gaat niet om het vinden van het ene juiste antwoord, maar om het ontwikkelen van een persoonlijke relatie met de tekst, om het verkennen van de vele lagen van betekenis die een literaire tekst kan bevatten. Het is deze vaardigheid die leerlingen zouden moeten leren, niet de kunst van het invullen van de juiste vakjes op een toetsformulier.
Maar laten we eerlijk zijn, dit is geen onschuldige vergissing. Dit is een symptoom van een veel dieper liggend probleem, een probleem dat het hart van ons onderwijsstelsel aantast. Het is de obsessie met meetbaarheid, met objectiviteit, met het reduceren van complexe menselijke ervaringen tot eenvoudige, kwantificeerbare gegevens. En in deze obsessie verliezen we het zicht op wat werkelijk belangrijk is: de ontwikkeling van kritische, creatieve en reflectieve geesten.
De werkelijke tragedie hier is niet dat een vraag verkeerd is opgesteld, maar dat dit hele systeem faalt in zijn fundamentele taak. Het faalt erin onze leerlingen te leren wat literatuur werkelijk betekent, faalt erin hen de vaardigheden bij te brengen die zij nodig hebben om echte lezers te worden, lezers die in staat zijn om de vele lagen van betekenis in een tekst te doorgronden en te waarderen.
Literatuuronderwijs zou moeten draaien om het openen van geesten, om het uitnodigen tot denken en reflecteren, om het vieren van de complexiteit en rijkdom van taal en betekenis. In plaats daarvan krijgen onze leerlingen nu een verarmde, gereduceerde versie van wat literatuur kan zijn, een versie die hen niet uitnodigt om zelf te denken, maar hen dwingt om zich te conformeren aan een enkele, opgelegde interpretatie.
De ‘meerkeuzevraag’ zou bij literatuur absoluut taboe moeten zijn. Antwoorden voorkauwen? En dan ook nog doen alsof er eentje ‘het duidelijkst’ zou zijn, alsof je daar met een rekenmachientje het nut van de kunst staat uit te rekenen… voor weer precies die mannen in de blauwe pakken?
Meerkeuzevragen zijn de dood in de pot voor literatuuronderwijs. Ze moedigen een passieve, consumentgerichte houding aan, waarbij de leerling slechts de ‘juiste’ antwoorden hoeft te herkennen in plaats van actief na te denken en zelf betekenis te creëren. Dit is precies het tegenovergestelde van wat literatuuronderwijs zou moeten zijn. We zouden onze leerlingen moeten aanmoedigen om te denken, om te interpreteren, om hun eigen inzichten en ideeën te ontwikkelen. Dit kan niet door hen te dwingen in het keurslijf van voorgekauwde antwoorden.
Antwoorden die de meester in dit geval ook nog fout moet rekenen.
BTW tarief flutboeken naar 90%
Nu ik toch bezig ben over literatuur, het lijkt misschien slechts zijdelings met het onderwerp te maken te hebben, maar de protesten tegen de nieuwe regering die de BTW op literatuur wil verhogen naar 21% vallen bij mij niet in goede aarde. Naar mijn mening moet de BTW op flutliteratuur naar 90% worden verhoogd en is dat de meest beproefde methode om de leesvaardigheid echt een handje te helpen.
Maak slechte boeken peperduur. Kluun lezen? Wie wil dat als je er 120 euro voor moet neertellen? Goed, nu gaat u tegensputteren, wie bepaalt dan wat goede boeken zijn, gaan we weer gezellig vergaderen in de lerarenkamer? Nee, wat goede boeken zijn bepalen de canonkabouters. Het is allang en breed duidelijk welke boeken in het verleden als de beste boeken door de literatuurkritiek zijn aangemerkt. Het probleem is echter dat we hier te maken hebben met een kaste betweters, die beter denken te weten welke boeken goed moeten worden gevonden dan de literatuurkritiek.
En dan komen we terug bij de twee hoogleraren in kwestie, die daar mooie lezers zitten te kweken met pulp-woke kritiek die als twee druppels water lijkt op de missie van de PMRC in de jaren 80, die muziekteksten wilden fatsoeneren om ‘mooie luisteraars’ te scheppen, de didactiekbrigade, met andere woorden. Een veilige leesomgeving scheppen kan niet met onveilige boeken!
Dus we lezen geen Céline, we lezen geen Heidegger of Nietzsche, allemaal onveilige boeken, en dat ze door de kritiek als hoogste werden aangemerkt, daar hebben we maling aan, want ons gaat het om het kweken van mooie, veilige lezertjes.
Dit brengt ons bij de kern van het probleem: literatuur moet confronteren, uitdagen en de lezer uit de comfortzone halen. Grote literatuur schuwt het controversiële niet; ze daagt de lezer uit om na te denken over de diepere lagen van het menselijk bestaan. Door te focussen op ‘veilige’ literatuur, ondermijnt u de essentie van wat literatuur zou moeten zijn. Literatuur is geen comfortabel hoekje waar men zich kan verschuilen voor de harde waarheden van het leven, maar een spiegel die ons confronteert met onze eigen tekortkomingen en vooroordelen.
Deze drang naar veiligheid en voorspelbaarheid is een aanval op de kern van wat literatuur werkelijk is. Literatuur moet schuren en schokken, vragen stellen waar we liever geen antwoord op willen geven. Dit is precies wat grote literatuur doet: het confronteert ons met de duistere hoeken van de menselijke geest en de complexiteit en tegenstrijdigheden van het menselijk bestaan. Door deze boeken te verbannen uit het onderwijs, doen we onze leerlingen een enorm onrecht aan. We onthouden hen de mogelijkheid om te leren omgaan met ambiguïteit en complexiteit, om hun eigen oordelen te vormen en te verfijnen.
En doordat u het allemaal beter weet dan de literatuurkritiek, sterft deze uit. Er is nu nog nauwelijks sprake van literatuurkritiek in Nederland. En om die reden hebben boekwinkels alle hoogstaande literatuur niet meer in huis: er is immers geen vraag meer naar. En dat ligt aan u, mevrouw, aan u met dat benepen rekenmachientje en de mooie lezers die 30 jaar geleden al de lat tot Wolkers en Giphart meenden te moeten verlagen.
De essentie van literatuur wordt verminkt door een systeem dat veiligheid boven waarheid plaatst, conformiteit boven creativiteit. Door de macht te geven aan bureaucraten en didactici, verliezen we de stem van de echte kenners, de literaire critici die hun leven wijden aan het begrijpen en interpreteren van grote werken. Hun rol is essentieel in het bepalen van wat goede literatuur is, niet de bevooroordeelde, kortzichtige commissies die beslissen wat veilig en acceptabel is.
In plaats van onze jeugd op te voeden met een dieet van veilige, makkelijk verteerbare literatuur, moeten we hen de middelen geven om echt te lezen, echt te begrijpen, en echt te denken. Dit betekent dat we ruimte moeten geven aan uitdagende, controversiële werken die hen niet alleen entertainen, maar ook doen nadenken, die hun wereldbeeld uitdagen en verruimen. Dit is de ware taak van literatuuronderwijs en de ware waarde van literatuurkritiek. Laten we deze waarde niet verraden door ons te conformeren aan de benepen standaarden van een systeem dat enkel veiligheid en meetbaarheid nastreeft.
Laat ik dit stuk afsluiten met een van de liedjes die de PMRC in de jaren tachtig probeerde verbieden, afkomstig van de plaat Frankenchrist:
Fun Fun Fun in the fluffy chair
Flame up the herb
Woof down the beer
Hi
I’m your video DJ
I always talk like I’m wigged out on quaaludes
I wear a satin baseball jacket everywhere I go
My job is to help destroy
What’s left of your imagination
By feeding you endless doses
Of sugar-coated mindless garbage
So don’t create
Be sedate
Be a vegetable at home
And thwack on that dial
(Zien jullie de overeenkomst met de multiple choice vraag? Twakken op die knop!)
If we have our way even you will believe
This is the future of rock and roll
How far will you go
How low will you stoop
To tranquilize our minds with your sugar-coated swill
You’ve turned rock and roll rebellion
Into Pat Boone sedation
Making sure nothing’s left to the imagination
M.T.V. Get off the
M.T.V. Get off the
M.T.V. Get off the air
Get off the air
See the latest rejects from the muppet show
Wag their tits and their dicks
As they lip-synch on screen
There’s something I don’t like
About a band who always smiles
Another tax write-off
For some schmuck who doesn’t care
And so it was
Our beloved corporate gods
Claimed they created rock video
Allowing it to sink as low in one year
As commercial TV has in 25
“It’s the new frontier, ” they say
It’s wide open, anything can happen
But you’ve got a lot of nerve
To call yourself a pioneer
When you’re too god-damn conservative
To take real chances.
Tin-eared
Graph-paper brained accountants
Instead of music fans
Call all the shots at giant record companies now
The lowest common denominator rules
Forget honesty
Forget creativity
The dumbest buy the mostest
That’s the name of the game
But sales are slumping
And no one will say why
Could it be they put out one too many lousy records?!?
M.T.V.-Get off the air!
En daarmee hoop ik deze kwestie af te kunnen sluiten. Alle leerlingen een punt erbij! Die ‘tin-eared, graph-paper brained accountants’ die voortaan wel eens de dienst uit komen maken in de muziek:
kunt u deze naar onze discussie transponeren zonder dat ik zelf op het verband moet wijzen?
Volgen we mijn plan dan worden alle klassiekers goedkoop, en alle pogingen klassiekers te worden peperduur, tot de literaire kritiek een verlossend woord brengt. Die hebben jullie met leraren vervangen,
literair bezien een doodzonde, maar in zonde wentelen is dan ook de essentie van jullie systeem.
Neem nou dat blaadje waar ik de reactie op gaf. Al bijna twee weken protesteren studenten op de campus van deze Radboud Universiteit. Denkt u dat er ook maar een kleine echo van terug te zien is bij deze schoolmeesters? Welnee! Ze doen net alsof ze ‘welbespraakte burgers’ zitten kweken, maar bij elke maatschappelijke kwestie waar je de mond over zou moeten opendoen zwijgen zij als het graf! Het is werkelijk met geen pen te beschrijven, het is monsterachtig, mevrouw van Vliet! Citotoets, ga de lucht uit!
Laten we eens goed kijken naar wat hier werkelijk aan de hand is. De studenten staan op en laten hun stem horen, vechten voor hun rechten, hun toekomst, hun visie op de maatschappij. En wat doen deze zogenaamde opvoeders, deze hoogleraren die beweren de nieuwe generatie te vormen? Ze zwijgen. Ze verschansen zich achter hun bureaus, verscholen in hun ivoren torens, blind en doof voor de wereld om hen heen. Dit is niet alleen laf, het is een verraad aan hun fundamentele taak als opvoeders en intellectuelen.
Hun stilzwijgen is niet neutraal, het is een actieve keuze, een statement van conformisme en onderwerping. In plaats van hun studenten aan te moedigen om kritisch te denken, om zich uit te spreken, om actief deel te nemen aan de maatschappij, kiezen zij ervoor om deze stemmen te negeren, te dempen, te onderdrukken. Dit is niets minder dan een misdaad tegen het intellectuele en morele welzijn van hun studenten. En waarom? Om de status quo te handhaven, om geen golven te maken, om hun comfortabele posities en subsidies veilig te stellen.
Maar laten we niet vergeten dat dit stilzwijgen ook een afspiegeling is van een breder probleem in ons onderwijssysteem, dat wordt gedomineerd door de obsessie met meetbaarheid en objectiviteit. De Cito-toets is hier het perfecte symbool van. Een instrument dat pretendeert objectief te meten wat een leerling weet en kan, maar in werkelijkheid enkel meet hoe goed zij zich kunnen conformeren aan een opgelegd, beperkt denkkader. Het is een systeem dat originaliteit, creativiteit en kritisch denken systematisch onderdrukt, dat de complexiteit van menselijk intellect en begrip reduceert tot een reeks vakjes en cijfers.
Citotoets, ga de lucht uit! zou ik bijna roepen, maar jullie zijn slechts in superlatieve zin een symptoom van een veel dieperliggend probleem. Ons onderwijs is ziek, doordrenkt van een cultuur van conformiteit en angst, waarin de ware waarde van kennis en intellectueel engagement wordt verraden door bureaucratische middelmatigheid. Dit is het systeem dat wij onze kinderen geven, een systeem dat hen niet voorbereidt op de uitdagingen van de echte wereld, maar hen conditioneert om zich aan te passen, om te zwijgen, om te volgen.
Met vriendelijke groet,
Martijn Benders