Dit ambacht, deze column, deze podcast – het is een ambtelijke aangelegenheid die in het kielzog volgt van mijn ware bezigheden. Zo houd ik me bijvoorbeeld momenteel bezig met een Duitse versie van Baah Baaah Krakschaap – een opgave met een onbetwistbare complexiteit. Het voornoemde is wellicht een taak die gemakkelijker uit de vingers vloeit, maar het behoudt niettemin zijn charme.
Wat ik wil aanstippen, is een fenomeen dat zich in toenemende mate manifesteert: grensoverschrijdend geweld jegens schrijvers, louter en alleen omdat zij hun liefde voor de taal ten uitdrukking brengen.
Onlangs kreeg ik te maken met dergelijke agressie op de website schrijvenonline.nl. Er waren twee opmerkelijke vormen van agressie. De eerste was iemand die, weliswaar in de digitale wereld, een denkbeeldige bloempot naar mijn hoofd gooide. Hoewel virtueel, blijft dit een vorm van agressie. Ik had mijn stuk uitsluitend aan de taal gewijd, zonder enige persoonlijke aanvallen of scheldwoorden, en het lijkt erop dat dit al voldoende is om bloempotten naar het hoofd geslingerd te krijgen op een schrijfplatform.
Echter, er is een tweede vorm van agressie die me meer verontrustte. Deze agressie kwam voort uit iemand die zichzelf ‘Kruidnagel’ noemt.
Deze individu beschuldigde me ervan een ‘Godwin’ te hebben begaan omdat ik in mijn schrijfopdracht naar de oorlog tegen Poetin verwees. Hij schreef:
“Hoi Martijn, leuk dat je meedoet met een metaverhaal… Je verwijzing naar de oorlog vind ik wel een beetje Godwin.”
Mijn antwoord hierop was als volgt:
“Dag Kruidnagel,
Jouw suggestie dat mijn verwijzing naar de huidige oorlog tegen Poetin een ‘Godwin’ zou zijn, is opmerkelijk. Waar haal je deze merkwaardige gedachte vandaan? Waarom zou een verwijzing naar een lopende oorlog taboe zijn? Suggereer je hier dat ik mensen voor ‘nazi’ uitmaak omdat ik een zekere beruchte figuur aanhaal die in het nieuws is in relatie tot uitpuilende oogkassen? Begrijp je de absurditeit van deze beschuldiging?
Mijn tekst haalt nergens persoonlijk uit en bevat geen scheldwoorden. Het gaat uitsluitend over taal. Indien dit agressie oproept, is dat een fascinerend fenomeen. Ook zou ik willen benadrukken dat ik niet opzettelijk ‘amateurs’ heb proberen te kleineren. Zo niet, dan had ik wel de drie spelfouten aangekaart die in de schrijfopdracht stonden.
De agressie in Kruidnagel’s reactie is naar mijn mening nog verontrustender: hij stelt dat het ‘een Godwin’ zou zijn om in welke context dan ook te verwijzen naar een lopende oorlog, zelfs als het een humoristische verwijzing is in een overwegend apolitiek verhaal. Dit duidt op een tamelijk ernstige vorm van indoctrinatie.
Dergelijke suggestieve agressie is volkomen verstikkend en een vorm van zelfcensuur. Kruidnagel probeert me ervan te overtuigen dat ik me misdraag, dat ik in mijn literaire werk niet mag verwijzen naar een daadwerkelijk conflict. Dit standpunt, zonder bijbehorende redenatie, is buitengewoon agressief, zeker wanneer het is gericht tegen een schrijver wiens taak het is om op een intellectuele manier over actuele gebeurtenissen te schrijven.
Nee, dan zou ik liever nog een bloempot naar mijn hoofd krijgen, fictief of niet.